Onze school telt 3 kangoeroeklassen, wij noemen deze de ‘ploeterklassen’ omdat hier niet met vakken maar met projecten gewerkt wordt. Er is voor elke graad een aparte ploeterklas. Kinderen die in de ploeterklas zitten, komen elke week één voormiddag naar de ploeterklas en missen op dat moment de lessen in hun gewone klas.
Als de leerkracht in de klas merkt dat je nog steeds nood hebt aan meer uitdaging, ondanks de aangeboden opdrachten in de klas, wordt dit besproken met de zorgcoördinator. Als er beslist wordt dat in de klas alle mogelijke differentiatie al aan bod komt, dan worden je ouders op school uitgenodigd en wordt er voorgesteld om in te stappen in de ploeterklas. Dit kan in eender welk leerjaar, op eender welk moment van het jaar.
​
Soms merkt de leerkracht niet dat je nog nood hebt aan extra uitdaging, maar merken je ouders dat wel. Ook zij kunnen een gesprek hierover aanvragen. Sommige kinderen tonen immers niet op school waar hun noden of talenten liggen: onderpresteerders, kinderen die al schoolmoe zijn, kinderen die zich sterk aanpassen en niet graag opvallen in de groep,... In dit geval vragen we wel een IQ-test om zeker te zijn dat de overstap naar de ploeterklas de juiste beslissing is.
Al onze ploeterklassen hebben twee grote doelen:
​
1. Zorgen voor meer welbevinden via een specifiek aanbod
Kinderen brengen heel wat uren op school door. Om te kunnen leren, is het ook belangrijk om goed in je vel te zitten. De ploeterklas kan hierin een belangrijke rol spelen voor sommige kinderen.
Kinderen met een ontwikkelingsvoorsprong voelen zich vaak ‘anders’ dan de anderen in hun klas. In de ploeterklas krijgen ze de kans om ontwikkelingsgelijken te leren kennen.
Deze kinderen moeten vaak ook functioneren ‘met de rem op’: het tempo en niveau in de gewone klas ligt immers veel lager dan het tempo en niveau waar zij nood aan hebben. In de ploeterklas is dat niet meer zo, daar mag het voor iedereen een stuk sneller en moeilijker.
Hoogbegaafde kinderen komen in de gewone klas ook heel wat momenten tegen waarop ze niets leren, omdat ze al een stuk verder staan dan de anderen. Deels wordt dit opgevangen door ons viersporenbeleid. De ploeterklas gaat hierin nog een stuk verder: wat je hier leert, staat los van de gewone leerstof. Dit is een uitgelezen kans om hun leerhonger eens echt te stillen.
2. Werken aan studievaardigheden , werkhouding en mindset
2.1 Leren studeren
De meeste kinderen leren studeren door de leerstof die ze in de klas aangereikt krijgen. Voor hoogbegaafde kinderen is dat vaak niet het geval. Ze hebben zelf wel het gevoel dat ze goed kunnen studeren, ‘want ze halen toch goede punten’. Maar vaak hoeven ze hiervoor geen enkele inspanning te doen. Door wat ze in de klas gehoord hebben, hoeven ze ‘s avonds dit maar eens door te lezen om het te kunnen. Vaak loopt het lang goed op deze manier en ontdekken ze pas in de loop van de secundaire school dat ze eigenlijk helemaal niet weten hoe ze moeten studeren… Op dat moment is er weinig begrip , ‘want ze haalden toch altijd goede cijfers, dus zal het probleem nu wel gebrek aan inspanning zijn’? Het is dus belangrijk dat ze ook voldoende gewapend zijn met deze vaardigheden, nog voor het probleem zich stelt.
Deze kinderen voelen vaak het verschil niet tussen iets begrijpen en iets kennen. Als ze het in de klas begrijpen, kennen ze het ook voldoende om op een toets een mooi resultaat te halen. In de ploeterklas van het vijfde en zesde leerjaar krijgen ze lessen Spaans. Eerst moeten ze thuis een reeks woorden of regeltjes studeren, daarna komt dit pas in de les aan bod. Wie het enkel begrepen had maar niet gememoriseerd, valt volledig door de mand… Op die manier ervaren ze zelf wat studeren eigenlijk allemaal inhoudt: niet alleen begrijpen, maar ook memoriseren,...
2.2 Werkhouding
Voor de meeste kinderen is het evident dat aan een goede prestatie een inspanning vooraf gaat. Helaas geldt dit niet voor veel van onze ploeterklassers. Zij wandelen zonder al te veel moeite door hun werk. Wanneer iets niet vanzelf gaat, haken ze af, in de veronderstelling dat die opdracht ‘te moeilijk’ is. Het idee dat je met wat doorzetten, met vallen en opstaan, toch een goed resultaat zou kunnen halen, is voor hen ondenkbaar. Je kan het direct, of je kan het niet, is hun motto.
In de ploeterklas zetten we hen aan het werk ‘in de zone van de naaste ontwikkeling’. Dat wil zeggen dat de opdracht wel haalbaar is maar zeker niet vanzelf gaat. Er is moeite voor nodig om te slagen, en meerdere pogingen doen is hier vanzelfsprekend.
2.3 Mindset
Veel sterke kinderen hebben een vaste mindset. Ze gaan er vanuit dat je geboren bent met talent voor iets, of net niet. In hun beleving ligt alles al vast: je bent goed in wiskunde, minder goed in taal, sommige opdrachten zijn makkelijk en andere kan je niet (en ga je nooit kunnen). Wat niet lukt, gaat nooit lukken, denken ze, dus het is zinloos om dat te proberen. Bovendien zou het wel eens kunnen dat anderen je gaan aanzien als minder slim wanneer je faalt… en dat risico willen ze niet lopen, dus zorgen ze ervoor dat ze alleen maar werk krijgen dat ze vlot kunnen, en gaan ze elke uitdaging uit de weg.
In de ploeterklas volgen ze een cursus rond vaste mindset en groeimindset. We proberen hen ook aan te moedigen om wat meer vanuit die groeimindset te denken. Net door wat moeilijker opdrachten te maken en te ontdekken dat iets wat eerst onhaalbaar leek, plots wel lukt, krijgen ze meer zelfvertrouwen en ontdekken ze dat je vastbijten in iets en blijven doorgaan met vallen en opstaan geen tactieken van ‘losers’ zijn, maar efficiënte manieren om verder te geraken.
Ook omgaan met fouten maken en iets niet kunnen is iets dat ze leren in de ploeterklas. Het werk is immers een stuk moeilijker, alles direct kunnen en snappen is hier geen optie meer. Gelukkig zitten de andere kinderen (waarvan ze goed beseffen dat dat ook ‘slimme’ kinderen zijn) in hetzelfde schuitje. En je samen door een moeilijke brok leerstof worstelen is dubbel zo leuk!
Een greep uit ons aanbod:
- cursus mindset
- Spaans leren (en zo leren studeren)
- leren programmeren in Scratch
- leren schaken
- allerlei breinbrekers zoals Japanse puzzels, logigrammen, binaire puzzels,…
- deelname aan de Kangoeroewedstrijd en de Junior STEM Olympiade
- samenwerking met vijfde en zesde jaar secundair, de wetenschappers van ‘Wetenschap op stap’,…
- …
Hoe kan ik instappen in de ploeterklas? En blijf ik er dan voor altijd in?
​
Instappen in de ploeterklas gebeurt steeds met een proefperiode van enkele maanden. Daarna wordt geëvalueerd of dit voor jou de juiste oplossing is, of dat het toch beter is om uit de ploeterklas te gaan en ev. andere uitdagingen in de klas zelf te voorzien.
Wat kan daarbij een rol spelen? Enerzijds moet je het niveau van de ploeterklas aankunnen. Anderzijds moet je ook in staat zijn om de gemiste lessen in de klas zelfstandig of met een minimum aan uitleg in te halen. Natuurlijk proberen de klasleerkrachten er wel voor te zorgen dat dit een haalbare opdracht is, door goed te wikken en te wegen welke lessen er op dat moment doorgaan.
​
Soms gebeurt het ook dat kinderen er zelf voor kiezen om er terug uit te gaan. Bv. Een hoogbegaafd kind met zware dyscalculie kan het toch wel een enorme opdracht vinden om telkens de wiskundeles te missen. In dat geval is het vaak beter om gewoon in de klas te blijven maar tijdens vakken zoals taal en OW te zorgen voor nog wat extra uitdaging
Mijn kind heeft faalangst. Het zou wel extra uitdaging kunnen gebruiken, maar durft dat niet aan. Wat nu?
​
Dan is de ploeterklas de ideale plaats om hier aan te werken! Er zijn altijd wel enkele kinderen met faalangst in de ploeterklas.
In de ploeterklas werken we nauwelijks met toetsen of punten. Op hun rapport krijgen ze geen score maar een tekstje en een smiley die iets zegt over hun inspanningen, niet over het resultaat. Falen in alle opdrachten maar er keihard voor blijven proberen wordt dus rijkelijk beloond met blije smileys, de kantjes er vanaf lopen en uitdagingen vermijden daarentegen niet. Als ze merken dat het bij bijna niemand van de eerste keer lukt, en dat iedereen blundert voordat het lukt, is de drempel een stuk lager om het ook eens te proberen.
​
Enkel in het vijfde en zesde leerjaar krijgen ze toetsen en punten voor Spaans, zodat ze zelf goed kunnen ervaren of hun leerinspanningen thuis voldoende waren. Maar ook daar wordt rekening gehouden met faalangstige kinderen: voor elke toets krijgen ze twee kansen. Als het eerste resultaat tegenvalt, mogen ze de week nadien nog eens proberen. De punten van die eerste toets komen ook niet op het rapport. Op die manier wordt het belang van dat eerste resultaat een stuk kleiner, en daardoor vermindert ook de stress.